Ruzie over Jeugdzorg

SCHERPENZEEL De landelijke overheid wil één miljard bezuinigen op de Jeugdzorg. Gemeenten zijn bang dat zij de rekening gepresenteerd zullen krijgen.

In 2015 hevelde de landelijke overheid de verantwoordelijkheid en de kosten voor de jeugdzorg over naar de gemeenten. Ze kortte het beschikbare bedrag, omdat gemeenten dit werk goedkoper zouden kunnen doen. Zij kennen hun cliënten beter en stonden dichter op de problemen. Sinds dat jaar zijn de kosten voor de Jeugdzorg met 21 procent gestegen.  

Waar begin deze eeuw 1 op de 27 jeugdigen jeugdhulp kreeg, zijn dat er nu 1 op de 7,5 en steeg de gemiddelde trajectduur.

 In de Scherpenzeelse gemeenteraad leven breed de zorgen over de ontwikkeling van de kosten van de jeugdzorg. De raadsleden zijn bang dat de kosten de pan uit rijzen. De landelijke overheid heeft van de Jeugdzorg een open einde regeling gemaakt. Dat betekent dat als gemeenten niet uitkomen met het beschikbare geld zij de rest moeten bijpassen. Veel gemeenten komen hierdoor in de financiële problemen.

De landelijke overheid zegt nu dat niet elke zorgvraag een zorgantwoord hoeft te krijgen. Dat betekent dat gemeenten strenger moeten kijken welke zorgvraag wel en welke niet in behandeling wordt genomen.

Ook wil de overheid de definitie van de Jeugdzorg aanpassen. Hierdoor krijgt niet elk kind dat om zorg vraagt ook echt ondersteuning. De landelijke overheid zegt dat de zorg hierdoor goedkoper wordt.

Daar zijn de aanbieders niet van overtuigd. Het optuigen van nieuwe vormen van zorg kost geld. Bovendien is het kostbaar om bestaande zorg af te bouwen. Ook is er discussie over de vraag wie de zorg moet inkopen. De VNG wil dat de gemeenten dat moeten doen. De regering is niet overtuigd dat dit de beste keuze is. 

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is niet overtuigd van de kostenbesparing. Zij vindt dat de landelijke overheid bij eventuele financiële tegenvallers het volledige bedrag moet bijpassen. De regering wil niet verder gaan dan 30 procent. 

Het gaat om veel geld en de partijen staan recht tegenover elkaar. Dat dit een ingewikkeld probleem is, blijkt onder meer uit het feit dat de nieuwe regeling op 1 januari 2022 in had moeten gaan en dat er nog geen zicht op een oplossing is. De Tweede Kamer dringt aan op een snelle oplossing.